Een belangrijk onderdeel van de militaire uitrusting van de Qing-keizerlijke orde is de boogkoker en pijlenkoker. Boogschieten werd beschouwd als een van de verplichte praktijken binnen de elite Mantsjoe krijgers. De keizerlijke garde van de keizer bestond uit eliteofficieren die de keizer beschermden in de Verboden Stad en daarbuiten en gekwalificeerde Mantsjoe boogschutters waren. Hun pijlenkokers (‘Jebele’ genoemd, wat ‘rechterhand’ betekent) variëren in vorm en kleur, sommige Tibetaans geïnspireerd, andere meer Mandarijns en vaak met afbeeldingen van gunstige symbolen en rijkelijk versierd om bij hun volledige uitrusting te passen. Pijlenkokers en pijlenkokers van de keizerlijke garde vertonen een verscheidenheid aan kleuren; rood werd gedragen wanneer de keizer het paleis uitreed richting Yuanmingyuan en voor de jacht in de buitenlucht. Bij speciale gelegenheden, zoals festivals, droegen ze zwart. Een andere kleur is het typische blauwe ‘suozijia’-patroon, dat alleen bedoeld was voor de hoogste rangen.
De pijlenkoker bestaat uit een houten basis, bekleed met rood (kastanjebruin) fluweel en leer. Het geheel is versierd met vuurvergulde bronzen fittingen met een symmetrisch bloemmotief. Op de voorkant bovenaan zien we drie ‘Shou’-symbolen, wat staat voor een drievoudige levensduur. Daaronder zien we een leren wiel met een centrale koepel, omringd door cilindrische bloemknoppen. De binnenkant is bekleed met felrode stof, waarin de gewone pijlen werden geplaatst. Aan de achterkant van de koker was een kleinere driedelige zijkoker bevestigd om te vullen met speciaal ontworpen pijlen.
De boogkoker is qua decoratie vergelijkbaar, gemaakt van dik leer, bekleed met kastanjebruin fluweel. Alle uiteinden zijn bekleed met dik zwart leer met een licht stiksel en de bovenkant en het midden zijn versierd met soortgelijke vuurvergulde versieringen met bladmotieven.